vrijdag 27 januari 2012

Studiereis Licht | Master Interieurarchitectuur

Licht is een belangrijk middel waarmee interieurarchitecten ruimtes kunnen maken waarin bezoekers of gebruikers zich prettig voelen. Zowel daglicht en kunstlicht worden daarbij ingezet; door te werken met schaduw, aanvullende belichting of juist door iets onder te belichten. Om inspiratie op te doen zijn de masterstudenten interieurarchitectuur onder begeleiding van gastdocenten Aat Vos (Siloshapes) en Svend Panjer (Bique Lighting) afgereisd naar Ruhrgebied en Rijnland.



In Unna bezochten we het Zentrum fur Internationale Lichtkunst, waar in een de voormaligeLindenbrouwerij lichtinstallaties te zien zijn van onder andere Olafur Eliasson, James Turell, Rebecca Horn en Mario Merz. In Oberhausen hebben kunstlicht in de praktijk van Retail  besproken in CentrO, en bezochten we de Gasometer. Op dag twee stonden de Raketenstation in Neuss, met de Langen Foundation van Tadao Ando en het Siza-Pavillion, en het Folkwang museum van David Chipperfield in Essen op het programma.

Gasometer Oberhausen













CentrO Oberhausen



CentrO Oberhausen

Langen Foundation Neuss

Langen Foundation Neuss

Siza Pavillion Neuss

Folkwang Museum Essen







dinsdag 17 januari 2012

Bij het overlijden van Louis Vos de Wael

De naam van de vlak voor oudejaarsdag overleden Louis Vos de Wael zal de huidige generatie studenten niet zo heel veel zeggen. Vos de Wael was directeur van de Academie van Bouwkunst Arnhem van 1970 tot 1988. De Academie was toen gevestigd aan de Sonsbeekweg. In de laatste jaren voor zijn vertrek was er sprake van dat de Academie zou verhuizen naar de Witte Villa in het park Sonsbeek. De gemeente Arnhem en de Academie voerden hier serieuze onderhandelingen over, totdat de fusie met andere kunstopleidingen in Arnhem zich aandiende. Die fusie werd afgedwongen door overheidsbeleid. Het leidde in 1987 tot de Hogeschool voor de kunsten Arnhem (HKA) en tot de verhuizing naar het Rietveldgebouw. Daar ging de Academie samenwonen met de Kunstacademie.

Sindsdien is er veel gebeurd met de Academie. In de periode 1992 tot 2002 maakte de Academie in bestuurlijke zin deel uit van de Hogeschool Rotterdam. Toentertijd was die naam nog iets langer: Hogeschool Rotterdam en omstreken. De bestuurlijke verhuizing was het gevolg van de hoge werkloosheid in de tweede helft van de jaren '80. Door de min of meer afgedwongen samenwerking én het limiteren van de studentenaantallen per opleiding probeerde men een nog groter overschot aan (werkloze) architecten op de arbeidsmarkt te voorkomen.
Intussen was ook de Wet op de Architectentitel (WAT) ingevoerd. Die bepaalt onder andere aan welke voorwaarden een afgestudeerde moet voldoen voor inschrijving in het Architectenregister. Het opleidingsprogramma werd hierdoor onderhevig aan twee wettelijke regimes: de wet op het Hoger Onderwijs en de WAT. Weer een paar jaar later werd de visitatie- en accreditatiesystematiek ingevoerd, gevolgd door de bachelor-masterstructuur met de bijbehorende graden voor de opleidingen.
Binnen ArtEZ werd in de bestuurlijke structuur een slag gemaakt door de inhoudelijke raakvlakken van opleidingen in de organisatie van de school centraal te stellen. Dit leidde in 2009 tot het koppelen van de interieurarchitectuuropleidingen aan de Academie van Bouwkunst en een jaar later tot de start van de masteropleiding Interieurarchitectuur. Tot slot heeft de master Architectuur als enige in Nederland een afstudeerspecialisatie ontwikkeld: Context.

Het overlijden van Vos de Wael roept deze bespiegelingen en herinneringen op. Mijn eerste ontmoeting met Vos de Wael was in 1984. Ik ging als net afgestudeerd architectuurhistoricus les geven aan het 1e jaar van de toen nog zesjarige opleiding. In die jaren was het de gewoonte aan de Academie dat "Utrechtse" kunsthistorici elkaar opvolgden. Er was een lijntje met het 1e jaars onderwijs aan het Kunsthistorisch Instituut in Utrecht. Bij beide instellingen werd het boek van Ernst Gombrich, "The Story of Art", gebruikt als inleiding in de kunstgeschiedenis.
Bij de kennismaking met Vos de Wael wees hij me op de grote kast met de diaverzameling van de Academie. De dia's zaten keurig gerangschikt in de laden van deze speciale kast. Het was duidelijk dat deze verzameling zo niet de trots dan toch één van de parels in het gebouw was.
Toen ik de afgelopen week door oude jaarverslagen van de Academie zat te bladeren, kwam ik die kast weer tegen. In het jaarverslag van 1971/72 staat: "Met goedkeuring van het Ministerie van Onderwijs werd een dia-kast aangekocht, welke 5000 dia's overzichtelijk kan bevatten. De inrichting van deze kast dient nog ter hand te worden genomen." Uit het jaarverslag blijkt dat deze aanschaf past in een breder beleid om voorzieningen als de bibliotheek en de donkere kamer te verbeteren. Het getuigt van de systematische werkwijze die Vos de Wael kenmerkte. Overigens zullen de toenmalige studenten vooral verheugd zijn geweest over een andere voorziening die Vos de Wael had geregeld: "Begin 1972 werd via de betreffende afdeling van de Gemeente-autoriteiten toestemming verkregen tot de verkoop van bier in de cantine."

In 1988 nam Vos de Wael afscheid van de Academie. Bij zijn afscheid kreeg hij onder andere een videocamera. In datzelfde jaar ging de Academie-excursie naar Moskou en Leningrad (nu: St. Petersburg). Het zou een legendarische reis worden. Vos de Wael en zijn vrouw Pleuntje waren erbij, evenals een groep vaste docenten waartoe Wim Korvinus en Ton Verstegen behoorden, maar ook gastdocenten als John Kormeling en Hans van Dijk.
Moskou was toen nog de hoofdstad van de Sovjet-Unie. Er was één politieke partij, de Communistische partij en Gorbatchov was de partijleider. Op de dag dat we in Moskou arriveerden (1 oktober 1988), werd Gorbatchov ook tot staatshoofd gekozen. Maar dat werd ons niet door de communistische Intourist-gidsen verteld. De partijlijn stond niet toe dat er met Westerse toeristen over politiek werd gesproken. Ons argument dat we de uitslag van de verkiezingen toch wel via BBC World Radio zouden horen, vermurwde de gidsen niet; geen woord over politiek.

De aankomst in Moskou, enkele uren eerder, was ook niet bepaald soepel verlopen. Nog voor we kennis hadden gemaakt met de ons toegewezen Intourist-gidsen, was één van de Nederlandse tolken, die de reis mee hadden voorbereid, er bij de douane uitgepikt. Ze bleek een bijbel in haar bagage te hebben. Dat was in het non-religieuze communisme een doodzonde. De gids werd een uur ondervraagd en ons werd te kennen gegeven dat de kans groot was dat we linea recta terug konden naar Nederland. Gelukkig bleek dat niet aan de orde, maar onze eerste portie communistische intimidatie hadden we gehad. Sommigen opperden dat de Russen ons de verloren finale van het Europese kampioenschap voetbal die zomer nog betaald wilden zetten.

Vos de Wael had van de reis een videoverslag gemaakt. De docenten werden bij hem thuis uitgenodigd om de video te komen bekijken. Fotoboeken gingen de kring rond en anderen vertoonden dia's van de reis. Het werd een gedenkwaardige avond waarin de gebeurtenissen van de excursie al hun eerste mythische glans begonnen te krijgen. John Kormeling in het huis van Melnikov (jaren later zien we zijn foto's van Moskou terug in "Een goed boek"). Danny Spee die illegaal flessen whisky ruilt voor dikke pakken roebels (en als we omkijken, zien we dat de politie de zwarthandelaren niet oppakt, maar hun de whisky afhandig maakt). Die ene McDonalds in Moskou als bewijs van 'glasnost' en 'perestrojka'. De oude vrouwtjes die de tramrails schoonmaken. De geheimzinnige "huisconcerten" om Russen persoonlijk in contact met westerlingen te brengen (alleen op persoonlijke uitnodiging kregen de Russen toestemming de Sovjet-Unie te verlaten). Het warenhuis Gum, nog zonder westerse glamourketens, maar met Siberië-bestendige superwarme bontmutsen. De tekeningen in de architectuurschool die van linksboven tot rechtsonder helemaal vol getekend waren (schaarste aan goed tekenpapier?). De nachtelijke treinreis van Moskou naar Leningrad, waarbij de liters alcohol die achterovergeslagen waren, met het verstrijken van de jaren toenemen.

Nu het huidige 2e jaar in het voorjaar van 2012 opnieuw op excursie naar Moskou gaat, duiken de verhalen her en der weer op. Vos de Wael is onlosmakelijk met deze verhalen verbonden, net zoals hij onlosmakelijk met de geschiedenis van de Academie verbonden is.

Ko Jacobs

22 januari 2010: Louis Vos de Wael (m) in gesprek met Ton Verstegen (r) en Hans van Dijk (l)
(Foto Hans Vroege)

woensdag 11 januari 2012

Ontwerpstudio master interieurarchitectuur | docent Rob Hendriks

[C]r Corpo Reality ArtEZ master interieurarchitectuur
S2 2011 | leven in een ecokathedraal
docent: Rob Hendriks DAAD Architecten

In deze ontwerpstudio, met als thema hergebruik, werden mogelijkheden verkend om van een gebouwde  ruimtelijke structuur bruikbare gebruiksruimte te maken, met bijzondere kwaliteiten.














De afgelopen decennia hebben we in Nederland veel meer meters gebouwd dan we kunnen vullen met gebruik. Zo staat momenteel 6 miljoen m2 kantoor leeg, wordt er geen bedrijventerrein meer aangelegd en is de woningbouw nagenoeg stilgevallen. Deels zullen deze ontwikkelingen crisis gerelateerd zijn, maar de algemene verwachting is dat na een mogelijke korte opleving de teneur van krimpende nieuwbouwbehoefte tot 2030 stevig zal doorzetten. Dit heeft te maken met stagnatie in bevolkings- en welvaartsgroei. Tegelijkertijd hebben we jarenlang technisch zo goed gebouwd dat de huidige gebouwenvoorraad nog decennia meekan. Wel zullen de eisen die we aan de gebouwen stellen veranderen. De hele bouwopgave verschuift hiermee van nieuwbouw naar transformatie. Voor een deel zal dit werkzaamheden opleveren waarvoor nauwelijks een ontwerper behoeft te worden ingeschakeld; groot onderhoud dat de aannemer prima kan doen. Aan de andere kant van het spectrum staan de monumenten die dankzij hun bijzondere en erkende kwaliteiten gekoesterd worden. Bij de transformatie of restauratie van deze gebouwen zullen gespecialiseerde (interieur-)architecten ingeschakeld worden. Tussen deze uitersten bevinden zich tal van gebouwen waarbij de opgave lastiger is. Gebouwen die kwaliteiten missen om ze te laten voldoen aan bv nieuwe bouwfysische of gebruikseisen. Gebouwen die niet eenvoudig tot nieuwbouwniveau zijn op te krikken en/of gebouwen waarvoor het lastig is een nieuwe functie te bedenken. Wie slimme voorstellen kan bedenken voor deze groep gebouwen heeft de komende jaren een architectuurpraktijk. Om gevraagd te worden zal het voor de (interieur-)architect absoluut noodzakelijk zijn zijn/haar meerwaarde in een project aan te tonen. Mogelijk is deze meerwaarde te vinden in een combinatie van ruimtelijke, technische en financiële vondsten om een gebouw opnieuw bruikbaar te maken.

Mijns inziens ligt de nadruk bij de huidige opgaven eenzijdig op het op nieuwbouwniveau krijgen van de bestaande voorraad. Waarbij we alle problemen van bouwfysische aard technisch moeten zien op te lossen. Een ontwerphouding waarbij het bestaande in takt gelaten wordt en er middels toevoegingen, die wel aan de nieuwbouweisen voldoen, ruimte wordt gemaakt voor nieuwe functies, omzeilt dit technische vraagstuk. De bestaande structuur wordt dan hergebruikt op de punten waar hij sterk is. Deze kwaliteiten hoeven dan niet meer door de nieuwbouw geleverd te worden. Bovendien levert een dergelijke benadering letterlijk ruimte voor andere gebruiksvormen, namelijk de tussenruimte tussen de bestaande structuur en de nieuwbouwelementen. Indien we in staat zouden zijn deze tussenruimten te leren waarderen en een instrumentarium te ontwikkelen om hen ook in de exploitatie van het gebouw een nut te geven, dan kan er op een heel andere manier naar de transformatie van de bestaande gebouwenvoorraad gekeken gaan worden. Dit ontwerpatelier doet een poging dit instrumentarium te ontwikkelen. Daartoe maken we gebruik van een gebouwde structuur die enerzijds zo weinig gebouw is dat we er met een grote mate van vrijheid in kunnen werken en anderzijds zo dwingend is in zijn aanwezigheid dat elke student gedwongen wordt een uiterst scherpe ontwerphouding aan te nemen. De ecokathedraal van Louis le Roy is een gebouwde structuur die aan deze eisen voldoet.

De opgave in deze ontwerpstudio was de ecokathedraal tot een bewoonbare ruimte te maken. De transformatie van een hoop stenen. Grondlegger le Roy sprak altijd van een fundament; de studenten voegen een volgende laag in de tijd toe, die van een beleefbare en bruikbare ruimte. Welke worden als de meest kenmerkende eigenschappen van de ecokathedraal gezien? En hoe kunnen die behouden blijven of versterkt worden? Welke verhouding kiezen zij t.a.v. het fundament? Hoe zichtbaar/onzichtbaar is de ingreep? Hoe verhouden de voorstellen zich onderling? Welke mogelijkheden liggen er verscholen in bouwen als uithollen? Welke zintuiglijke belevingen staan centraal in het ontwerp?













In een periode van 7 weken hebben de studenten kennis gemaakt met verschillende aspecten van transformatie-opgaven. De keuze voor een terrein/structuur i.p.v. een gebouw om de transformatieopgave  op uit te voeren bleek een gelukkige. Elke student heeft zich op zijn/haar persoonlijke wijze een houding gevormd t.o.v. het werk van le Roy. Met verschillende achtergronden en opleidingen hebben de studenten elk een stap voorwaarts in hun ontwikkeling gemaakt. De kleine groep, verschillende werkvormen en vele centrale besprekingen maakten een intensieve oefening mogelijk.


Rob Hendriks
DAAD Architecten | Beilen | 2011